Sporten en drinken. Wanneer, hoeveel en wat?

Sporten, zweten en drinken

Je lichaam heeft vocht nodig voor je bloedsomloop, spijsvertering, hart en nieren en voor het op peil houden van je lichaamstemperatuur.
Als je sport, dan produceert je lichaam warmte en door te zweten kan je lichaam deze warmte kwijt.
Hoe warmer het is, hoe meer je gaat zweten en hoe meer vocht je verliest.
Een verlies van meer dan 2% van je lichaamsgewicht, heeft al een negatieve invloed op je prestatievermogen doordat je minder concentratie hebt, je maximale krachtinspanning verminderd is en je motoriek minder goed is. Verlies je nog meer vocht, dan treden vermoeidheid- en uitputtingsklachten op.

Drink vlak voordat je gaat sporten nog wat water, dit vocht wordt direct gebruikt voor het zweten. Wel is het belangrijk dat je niet teveel drinkt voor het sporten. Eén glas is voldoende.
Tijdens het sporten is het ook belangrijk dat je blijft drinken. Drink tussendoor telkens een paar slokjes water of een sportdrank.

Sportdrankjes bevatten calorieën, en die moet je natuurlijk wel verbranden. Als je minder dan 60 minuten sport, dan is water een prima drankje om je vochtpeil op niveau te houden. Pas als je langer bezig bent, dan heeft sportdrank de voorkeur.

Er zijn 3 soorten sportdrankjes.
-Hypotone dranken
-Isotone dranken
-Hypertone dranken

Deze drie sportdranken zorgen allemaal voor hydratatie van je lichaam.
Ze bestaan voor een groot deel uit water met belangrijke zouten voor je lichaam, die ook de opname van dat water bevorderen.
Daarnaast vullen sportdranken de energie voorraden van je lichaam aan.

Als een sportdrank hypotoon is, betekent dat dat er minder deeltjes in zitten dan in lichaamsvloeistoffen.
Deze drank wordt razendsnel door het lichaam opgenomen. Hypotone dranken zijn daarom vooral ontzettend geschikt als dorstlesser; door het geringe aantal deeltjes krijg je er niet per se meer energie van.